Er was een zomerse dag beloofd en dat klopte in de zin van ‘heet’. De zon had zich niet laten zien, en de hemel drukte en dreigde, zonder over de brug te komen met een verlossende bui.

Mijn jurk dreef tegen m’n rood uitgeslagen lijf, en –gunstig beschreven- er plakten kleine vochtpareltjes in ’t dons op mijn bovenlip.

Op het parkeerterrein van de Zaanse Schans, nam ik afscheid van de dame met een coole huid en een smetteloos witte bloes waarmee ik net een afspraak had gehad. Daarna ontdekte ik dat mijn fiets zich vandaag had aangesloten bij het pestclubje van Moeder Natuur: mijn band stond lek naar me te grijnzen.
Op dat moment zag ik de bus over de Leeghwaterweg aan komen rijden en zonder te weten waarheen hij ging, besloot ik dat hij voor mij was.

Net nadat ik naar binnen was gesprongen, met mijn neus tegen de rugzak van een scholier een trede hoger, sloten de deuren en begonnen we te rijden.
Een groep toeristen rende ons zwaaiend tegemoet.
‘De trein stopt ook niet’, hoorde ik mompelen.
De rugzak checkte in en ik kreeg zicht op de chauffeur.
Hij zag er niet gemeen uit, maar reed de groep toch voorbij.
‘Een bus is toch geen trein?’ vroeg ik, terwijl ik mijn kaartje kocht.
Daarna kreeg ik het verhaal.
Over deskundigen die vijf keer meer verdienen dan hij, maar die nooit eens vragen hoe het in de praktijk gaat. Over zogenaamde boetes bij te laat wegrijden, terwijl er in ‘hunnies’ praktijk nooit boetes, maar slechts bonussen worden uitgekeerd. Over het niet kunnen plassen en niet mogen wachten op aansluitingen waarvan ze weten dat ze er echt bijna zijn…
‘Maar we scoren elk jaar hoog voor klantvriendelijkheid.’
‘Hoe dan?’ vroeg ik ongelovig.
‘Door deze!’ Hij zette een stralende glimlach op en wees ernaar.

De hemel was verslagen: de bui brak door.

De foto linksboven komt van wikiovinnederland.