‘Test, test.… ikel’, zing ik monter terwijl ik probeer haar blik te vangen in de achteruitkijkspiegel. Maar dat lukt niet want ze zit recht achter me. Spannende situaties bestrijd ik graag met humor, helaas daalt daarbij dikwijls het niveau omgekeerd evenredig aan de stijging van mijn stress.

Mijn dochter en ik vormen de ‘we’, maar een eenheid zijn we even niet.

‘Test, test.… ikel’, probeer ik nog een keer, ze zingt niet mee en geeft geen reactie. Misschien snapt ze ‘em niet. We rijden op de teststraat af en ik ben zenuwachtig. Er gaan horrorverhalen rond over wattenstaafjes die zó diep gaan dat ze ook meteen een soa-test uit kunnen voeren, of over staafjes die je hersenen lekprikken. Als ik probeer uit te leggen waarom ‘Test, test.… ikel’ grappig is onderbreekt ze me: ze snapt het best, het is gewoon niet grappig maar irritant.

In de allereerste column die ik voor De Orkaan schreef figureerde m’n dochter ook: ze was toen dertien en we reden samen naar de sporthal in ’t Kalf voor een prik tegen baarmoederhalskanker. Als ouder, en als veilige toeschouwer kon ik haar geruststellen: ik gniepte haar in haar hand en vertelde dat het niet meer dan dat was.

Vandaag ligt dat anders. Ze is nu zestien en we hebben beiden corona-achtige klachten. Voor mij is het de eerste keer, maar zij is gepokt en gemazeld: het is haar tweede keer. Ze zit achter me omdat de test wordt afgenomen aan de bestuurderskant.

Vier weken geleden bleek het vals alarm, maar ze doorstond wel de wattenstaafjeservaring die voor me ligt: ‘Hoeveel pijn doet het op de schaal van 10?’, vraag ik haar als we aansluiten in de wachtrij voor de GGD-tenten aan de Ronde Tocht. ‘Geen schaal, het is vervelend. Zoiets,’ zegt ze terwijl ze me vanachter overvalt en scherp in mijn neusvleugel gniept. Ze is mijn didactische mishandeling van drie jaar geleden dus nog steeds niet vergeten. Beetje kinderachtig.

Onze auto wordt gedirigeerd naar afwerkplek 3. Daar worden we gestaafd. De achterbank mag eerst en mijn dochter werkt mee zonder een krimp te geven: ‘Je deed het goed!’ complimenteert de vrouw die de test afneemt haar. En, hoewel ik me voorneem om ook stoer te zijn, kok ik als een kip wanneer het staafje mijn keel ingaat, en tranen mijn neus en ogen erop los als ze mijn neus penetreert. Het voelt niet fijn en ik word niet geprezen.  

Gelukkig zegt mijn dochter vanaf de achterbank dat ik het ‘toch ook best goed’ deed, honderd meter na de teststraat zet ik de auto aan de kant zodat ze naast me kan zitten op de weg terug naar Oostzaan. Samen zingen we uit volle borst mee met de nummers die zij kiest.

Dit weekend verwachten we de uitslag van de test (test… ikel)