Afgelopen zaterdag meldde het journaal dat er meer verkeersslachtoffers zijn te betreuren, en dat vooral scholieren en oudere mensen kwetsbaar zijn in het verkeer.

De Fietsersbond werkt al enige tijd aan een gedragscode voor fietsers, omdat de anarchie op fietspaden- en lanen veel ongelukken veroorzaakt. Wie een dagje door de Zaanstreek fietst, kan de nota zelf schrijven en wie zich in Amsterdam op het zadel waagt, heeft genoeg stof voor een cabaretvoorstelling.

In 2013 deelde Nederland de titel `meest fietsvriendelijk land van Europa’ nog met Denemarken. Vorig jaar zijn we naar de tweede plaats gezakt, hoewel ons land steeds de meeste fietsers telt.

Dat fietsers de dupe worden van roekeloze verkeersdeelnemers is niet alleen aan de overheid te wijten. De gemeente Zaanstad maakt al tien jaar serieus werk van zijn fietsbeleid en de fietsnota van Democratisch Zaanstad bevat een goede evaluatie van de resultaten. De ongelukjes zijn voor een groot deel aan de fietsers zelf te wijten.

Als een stokoude snelheidsmaniak mij met een bloedgang inhaalt, bekruipt mij een gevoel van lichte jaloezie en ergernis.

`Bent u nog niet ondersteund,’ vraagt hij mij meewarig bij het stoplicht, waarvoor we toch allebei moeten wachten. Want hoe win je een ongelijke strijd: door fietsen met ondersteuning. De snelle Job draagt geen helm, geen beschermende kleding en verklaart lange tijd niet te hebben gefietst, totdat hij dit stalen wonder voor zijn tachtigste verjaardag cadeau kreeg.

Een niet ondersteunde fietser vindt nog meer gevaren op zijn pad: de snelle Jelle, die zich ergert aan een tuttebel op een Gazelle, maar geen bel op zijn fiets heeft, omdat die hem afremt tijdens zijn training voor de Tour de France. Zijn buik wordt omspannen door een lila pak met de naam van een sponsor erop. Als hij je wil inhalen snauwt hij iets onverstaanbaars, waardoor je van schrik begint te slingeren. Als de wielrenner voorbij is, doemt er een colonne tegenliggers op, die zich, gemarkeerd met een Rabovlaggetje, gezellig twee aan twee het pad toe-eigenen. Je kunt geen kant op, want vlak voor je trapt een opvangmoeder zich een ongeluk op een bakfiets met twee peuters erin.’

Dat we naar de tweede plaats zijn gezakt, hebben we echt aan onszelf te danken. Wellicht zou de gemeente Zaanstad onze fietsvriendelijkheid ook nog wat kunnen verhogen. Door (zoals in Duitsland) niet ondersteunde fietsers als `gast’ toe te laten op brede trottoirs, wanneer de rijweg geen fietsstrook heeft. Door de fietshelm voor te schrijven (Denemarken) en elke wielrenner zonder bel op de bon te slingeren. Als de NS me tegen een laag tarief toestaat mijn fiets op de trein mee te nemen, gebruik ik de auto alleen nog om lege flessen weg te brengen.

 

De foto boven komt uit het Gemeentearchief van Zaanstad.