De nieuwsberichten over de ferme handdruk van Trump ergeren me. De pers lijkt verslaafd te zijn aan het onbeschofte gedrag van de nieuwe wereldheerser. Ik kan geen krant openslaan of de gratis reclame voor mijn antiheld krijst me tegemoet.

Al zijn de berichten zelden positief, Donald staat voortdurend in de belangstelling en kan de beschuldigende vinger weer laten triomferen.

De Trump- handdruk wordt als volgt beschreven: hij pakt je hand, drukt hem fijn, trekt hem dan met een ruk naar zijn borst om hem daar enige tijd vast te houden, opdat jij weet wie de baas is.  Het gedoe roept bij mij ook humoristische taferelen op uit de tijd dat ik, als staatssecretaris van handel, buitenlandse relaties ontving; zo herinner ik mij een Cubaanse, vrouwelijke, ambassadeur, die me bij de tweede ontmoeting al op beide wangen kuste en ik zie opeens de Iraanse afgezant voor mij, van wie ik wist dat hij mijn handdruk wilde weigeren. Ik liet hem naar de vergaderzaal brengen en begroette hem daarna vanachter een vergadertafel.

De Trumpiaanse manier van hand drukken overkwam me tijdens een werkbezoek. Mijn gastheer wachtte mij bovenaan een monumentale trap op. Hij was erg klein. Toen ik bijna boven was, en nog net niet met kop en schouder boven hem uitstak gaf hij mij een Trumphand. Later, tijdens het gesprek vatte hij me elke keer, wanneer ik hem wilde onderbreken, stevig bij de elleboog, om daarna zijn betoog te vervolgen. Ik keek op mijn horloge, zag dat ik nog tien minuten had om mijn punt te maken en kneep hem hardhandig in zijn arm. Hij staarde me sprakeloos aan en lachte.

Maar ook in eigen land, in de tijd dat vrouwelijke burgemeesters nog schaars waren leverden ontmoetingen pijnlijke taferelen op. Zo stak een gastheer vaak zijn hand, langs mij heen naar de gemeentesecretaris naast mij, wanneer hij de burgemeester wilde begroeten. De ambtsketen zag hij blijkbaar aan voor een groot uitgevallen halssnoer. Na afloop van een nieuwjaarsreceptie vertelde mijn zere rechterhand hoe vaak die was geschud. Anderzijds kon ik door een gestrekte hand voorkomen dat ik door Jan en alleman werd gezoend, zoals tijdens de prijsuitreiking na een roeiwedstrijd, waarin elke ploeg uit acht zwetende mannen bestond. Ik hield ze op afstand van poedelprijs tot brons, maar daarna scandeerde het publiek: zoenen, zoenen, en was er geen houwen meer aan.

Misschien moesten we de ouderwetse handdruk maar afschaffen. Het neuzelen, waarmee de Maori’s onze koning en koningin in Nieuw-Zeeland begroetten vond ik wel zo gezellig, maar om verkoudheden te vermijden is de Japanse buiging toch een beter alternatief.

Anneke van Dok