De rij voor de kassa bij Dirk is lang, maar dat is de laatste maanden meer regel dan uitzondering. Door de karretjesplicht lijkt het erger dan het is. 

De man achter me is getekend met borsten, wallen en een buik. Zijn mondkapje ziet eruit als een luier die gisteren al verschoond had moeten worden, en het houdt zijn neus vrij. Ik weet niet of hij me herkent want mijn kapje kruipt juist steeds omhoog, voorbij mijn ogen richting mijn wenkbrauwen. Ik herken hem wel. 

Zijn winkelkarretje is een stuk leger dan dat van mij en ik zou hem graag voor willen laten gaan, maar dat gaat niet omdat we klem staan. Hij ziet me kijken en zegt ‘Laat maar, ik heb alle tijd. Moet alleen nog naar België vandaag…’ 

We zijn even oud, zaten een jaar in dezelfde klas en ik trek mijn buik in zover het lukt, strek mijn nek, hou mijn kin in, en steek mijn borsten vooruit. 

We hebben elkaar, schat ik, zo’n 35 jaar niet gezien, maar ik krijg de indruk dat hij verwacht dat ik naar België vraag. ‘België?’ vraag ik dan ook. 

‘Ja,’ zegt hij alsof hij de vraag aan had zien komen, ‘je wil toch een beetje leuk leven, hè?’

Ik kijk naar de witte kadetten, gebraden gehakt, jonge kaas, en vier halve liters volle melk in zijn kar. ‘België?’ vraag ik nog maar een keer. 

‘Is voor onderweg,’ verklaart hij, ‘we gaan vuurwerk halen.’ 

En dan komt het: hij is van de tradities. Tradities boven de wet, en er wordt de laatste tijd al zoveel afgenomen. Terwijl ik naar hem luister probeer ik te bedenken of ik concrete herinneringen aan hem heb, en ik heb nog altijd geen flauw benul of hij weet wie ik ben.

Van vuurwerk ben ik nooit vrolijk geworden. Het hoort bij de jaarwisselingen, en alleen de traditionele zoektocht naar drollen om te laten ontploffen de dag erna met neven en nichten was leuk. Ik was alleen nooit degene die de rotjes aanstak, niet uit angst voor rondvliegend poep, maar voor vuurwerk. 

Terwijl ik mijn spullen op de band leg praat hij door: ‘Oostzaan speelt het braafste jongetje van de klas met het verbod, en dat pikken we niet.’ Hij somt op wat hij allemaal gaat halen: pijlen, potten, Chinese rollen en strijkers (iets met Pirat en Thunder), en de wallen, borsten en buik vallen weg. Voor mijn ogen verandert hij in de puber die ik kende. 

Ik wens hem een goede reis als ik wegloop en voel me stokoud. Misschien moet ik ergens een doos rotjes scoren voor nieuwjaarsdag.