Donderdag 14 maart gaat een historische dag worden voor Oostzaan. Het einde van het dorp als zelfstandige gemeente? Of wint het gezond Oostzaans boerenverstand het van de prietpraat uit de rapporten van dure consultancybureaus die een hele moeilijke keuze hebben versimpeld tot gekleurde bolletjes. 

Door: Steve Smit, politicoloog en betrokken burger in Oostzaan

Veel bewoners hebben het gevoel dat de eindconclusie al vaststaat. De eindconclusie die het ambtelijk jargon ‘bestuurlijke samenvoeging’ heeft meegekregen. Of in gewoon Nederlands: “Zeg maar dag met je handje tegen je dorp.” Meerdere gemeenten in onze regio zijn in het verleden al opgegaan in een groter geheel zoals Zaanstad en op dit moment zijn andere gemeenten dit aan het onderzoeken. En dit spook waart weer door de regio.

Vanuit bestuurlijke en politieke hoek worden voornamelijk voordelen verwacht op gebied van schaalvergroting. Hierbij wordt gedacht aan efficiënter werken en een groter productievolume. Vanuit de burgers wordt deze kwestie met gemengde gevoelens bekeken. Veel mensen met name in de kleinere gemeenten voelen zich erg betrokken bij hun dorp. Deze identificatie is zeer sterk en soms zelfs blijvend na jarenlange fusie. Nog steeds zullen inwoners van Zaanstad zich eerder Zaandammer of Zaandijker noemen dan ‘Zaanstadder’ of ‘Zaanstedeling’. Is er überhaupt wel een woord voor een inwoner van Zaanstad?

In de bestuurlijke context speelt de kwestie van verbondenheid en identiteit echter een kleine rol. Deze invalshoek is meestal bedrijfseconomisch. ‘Identiteit’ is verworden tot één gekleurd bolletje van het consultancybureau. Men vergeet echter dat de lokale democratie en het lokaal bestuur meer is dan een bedrijfseconomisch model. De voordelen van schaalvergroting zijn niet altijd duidelijk. Grotere gemeenten functioneren niet altijd beter. Vraag het maar eens aan een inwoner van Zaanstad. Inwonertal en gebiedsgrote zijn niet alleen beslissend voor beleidsprestaties. Voor succes zijn ook inzicht in maatschappelijke problemen, het vermogen om burgers bij beleid te betrekken en consensus te bereiken over de inhoud van het te voeren beleid van belang.

Grote gemeenten kunnen op dat gebied soms nog wat leren van de kleinere gemeenten. Dit komt omdat daar de gemeenschap en de bestuurlijke schaal vaker samenvallen. Dit aspect komt in het huidige debat in onze regio niet veel naar voren. De nadruk van bestuurders wordt vaak vernauwd door een bedrijfseconomische blik op het openbaar bestuur. Niet gek natuurlijk na meer dan 40 jaar de dominantie van neoliberaal denken in het algemeen en het zogenaamde Public Management in de publieke sector in het bijzonder. 

Er is bijna geen aandacht voor de identificatie van de burgers met hun gemeenschap. Geen aandacht voor de menselijke maat. ‘Computer says no’. Oorzaak hiervan kan zijn dat ambtenaren, bestuurders en ook politieke partijen zich meer verwant voelen met de zogenaamde systeemwereld van de bedrijfsmatige blik op de overheid in plaats van de leefwereld van de burgers. De verschrikkelijke gevolgen hebben we in diverse parlementaire enquêtes mogen zien. Praat eens met mensen uit Groningen. 

Marcel Boogers van de Universiteit Twente schreef in 2000 al dat “herindeling de uitdrukking is van een geloof in de superioriteit van rationele, op algemene en abstracte principes gebaseerde vormen van publieke besluitvorming.” Gemeenschapszin of identificatie van inwoners met hun directe omgeving is waarschijnlijk dan irrationeel. Echter in bijvoorbeeld organisatiekunde heeft identiteit wel een wetenschappelijk basis. Als dat op schaal van een organisatie kan dan is het ook mogelijk om dit op gemeentelijk schaal te doen.

Een optimale schaal voor alle beleidsvraagstukken bestaat niet. Milieuproblematiek heeft een veel grotere schaal nodig dan problemen met hangjongeren. De oplossing ligt dan ook niet in steeds grotere gemeenten maar in per beleidsonderwerp zoeken naar een goed functionerende schaal. Dat kan binnen een gemeente maar ook bovengemeentelijk. Goed om te onthouden is dat alle oplossing hun eigen nadeel hebben. Elk voordeel heeft z’n nadeel zoals Cruijff zei.

Als de bedrijfsmatige blik overheersend is en in mindere mate wordt gekeken naar de sociale gemeenschap dan gooien we het kind met het badwater weg. Dat in een tijd waarbij in onze zogenaamde participatiesamenleving meer en meer wordt gevraagd van een sterke sociale gemeenschap van mensen. Waarin mensen enerzijds moet leunen op de omgeving voor hulp en anderzijds waarin burgers zich vervreemd voelen van een grote overheid die geen oog meer heeft voor de menselijke maat. Iets dat in de kleine gemeenten in onze regio nog altijd goed georganiseerd kan worden. 

In het debat rondom bestuurlijke samenvoegingen dienen deze overwegingen een gelijkwaardige plaats te krijgen naast de bedrijfseconomische invalshoek. Dus niet één van de gekleurde bolletjes. Een gemeente staat ten dienste van de gemeenschap en de burgers moet de kern zijn. Anders ontstaat het gevaar dat de gemeente een speeltje wordt voor bestuurders en dat de burgers steeds meer vervreemd raken van hun eigen lokale democratie en lokaal bestuur. 

De kans is groot dat de gemeenteraad van Oostzaan donderdag met één ondoordachte beslissing op basis van gekleurde bolletjes, gemaakt door de blauwe pakken van consultancybureaus, een streep gaat zetten door een eeuwenlange geschiedenis van Oostzaan als zelfstandige gemeente.  Dat er daarmee ook een bijl gezet wordt aan de wortel van een hechte gemeenschap. De gemeenteraad heeft één mogelijkheid tot het maken van een onherstelbare misser en vele kansen tot het maken van beslissingen die wellicht niet perfect zijn maar wel Oostzaan als dorp kunnen laten behouden. 

Door: Steve Smit, politicoloog en betrokken burger in Oostzaan