Onze krachten beschikken niet over een gezamenlijke ruimte, want De Orkaan leeft van de lucht en gelukkig weten we elkaar daar te vinden.

Zeker de helft van de nieuwsberichten komt tot stand op basis van inzet van krachten die zich betrokken voelen. En we vormen samen een gemeenschap die ervoor zorgt dat feest en verdriet – en alles daartussen – zichtbaar wordt. Het is geweldig wat er in zeven jaar vanuit de lucht is ontstaan.

Het gaat letterlijk om honderden mensen die tips, foto’s, documenten, aanvullingen, columns, verhalen, fotoreportages en ander materiaal aanleveren.

Veel van hen hebben niet de ambitie zelf zichtbaar te zijn, omdat het gaat om wat ze brengen. Toch laten we een aantal graag aan het woord de komende dagen. Om te voorkomen dat onderschat wordt wat onze gemeenschap bijdraagt aan de gemeenschap. Met hun bijdragen zijn we een Orkaan, anders waren we niet meer dan een briesje geweest…

Vandaag vertelt Martin Rep over zijn betrokkenheid:

Hoe komt het dat ik jou helemaal niet ken, vroeg een Onbekend Nummer mij. Ken het zijn dat ik u kan, antwoordde ik in mijn beste Zaans, want ze klonk alsof ze uit Oostzaan kwam.

Merel heette ze. Merel Kan. Van de familie Kan, bekend van de palenhandel. Maar ze belde niet namens Kan, maar namens De Orkaan. Ze had mijn website ontdekt, waarop ik regelmatig verhalen publiceer over mijn Zaanse (en Amersfoortse, en Nijmeegse, en Gooise) verleden. En Merel was slim. Voor ik het in de gaten had, hapte ik al in het aasje dat ze voor mij uitwierp. Ze vond het een hele eer als ik voor De Orkaan zou willen schrijven. Met vliegende vaandel en slaande trom werd ik aldus weer binnengehaald in de Zaanstreek, het stukje Nederland waarvan ik de deur meer dan veertig jaar geleden achter mij had dichtgetrokken.

Dat gebeurde eind 1970. Ik woonde met mijn jonge bruid Dicky in het nieuwe Zaandam. Een comfortabele flat in de moderne wijk Poelenburg, waar de huizen centrale verwarming hadden, waar groen in overvloed was, met een prachtig winkelcentrum op loopafstand (de Bloemkorf) en meer dan voldoende parkeerruimte voor de weinige auto’s die er rondreden (waaronder onze Citroën 2CV4). Voor al dat comfort betaalden we wel de hoofdprijs: 196 harde guldens in de maand, ongeveer een kwart van het bedrag dat ik maandelijks opstreek als leerling-verslaggever bij Dagblad De Zaanlander. Nog ruim betaald, als je weet dat er een redactie van maar liefst zeven man (m/v) was voor een krantje met een gelogen oplage van vijfduizend exemplaren per dag. Behalve op zondag, maar dat hoefde ook niet; op die dag kwamen de lezers zelf naar het kantoor aan de Gedempte Gracht om de bulletins met de uitslagen van het amateurvoetbal te lezen teneinde die, een dag voordat ze in druk zouden verschijnen, alvast van deskundig commentaar te voorzien.

De verhuizers waren gauw klaar met onze gloednieuwe meubeltjes. Adieu Zaan, dacht ik, terwijl we voor de verhuiswagen uit reden. Ik werd stadsverslaggever bij de Amersfoortse Courant. Hoofdredacteur Keimpe Koopmans had me aangenomen na een lange monoloog, waarbij ik alleen maar op de juiste momenten ja hoefde te knikken of nee te schudden. Hij vertelde me dat zijn dochter ging trouwen met iemand uit Assendelft. Hij was er nu een paar keer geweest en kon er niet over uit wat een onbehouwen en brutaal volk daar woonde. Hij keek me aan of het mijn schuld was. Ik gaf hem het standaardantwoord: ‘De Zaankanter is vrijmoedig, op het brutale af.’

Doeg, Zaan!

Wat spreken ze in de Zaanstreek, vroeg mijn chef aan mij. Nou, eh, Zaans, antwoordde ik. Wat is een Zaans woord? Na lang nadenken kon ik er één produceren: kluft. Toen de wethouder van algemene zaken me een paar maanden later vroeg waar ik vandaan kwam, voelde ik me trots dat ik mijzelf dat zangerige platte Zaans kennelijk helemaal had afgeleerd. Doeg, Zaan!

Op kosten van De Orkaan

Ik maakte kennis met Merel en haar rechterhand Piet — het kan ook andersom geweest zijn — op wat ooit mijn favoriete plek was geweest op de Dam in Zaandam, het Zaandams Boekhuis. Dat daar inmiddels een grand café was gevestigd, was normaal gesproken te betreuren geweest, maar voor deze ene keer was het niet erg. We dronken een koffie, ik nam er een bescheiden glaasje bij omdat het tegen lunchtijd liep en we beklonken onze afspraken met een paar biertjes tijdens het nagesprek met Piet alleen.

Goed dat ik dat gedaan heb, want het was een van de weinige keren dat ik iets op kosten van De Orkaan heb mogen nuttigen. Een paar keer per maand haalde ik voortaan voor mijn eigen website www.martinrep.nl herinneringen op aan de Zaanstreek van na de Tweede Wereldoorlog. Hoe ik opgroeide tussen kerk en communisten, tussen steegjes en slootjes in de Uithoek in Zaandam. Als het maar over de Zaan ging, publiceerden Merel en Piet die verhalen maar al te graag op De Orkaan. Het mes sneed aan twee kanten, zolang het maar bij liefdewerk-oud-papier bleef: het declareren, waar ik in mijn journalistieke verleden zo bedreven in was geraakt, was inmiddels voorgoed voorbij. Dat gaf ook niet, want dankzij dat journalistieke verleden wordt er maandelijks een aardig bedrag op mijn bankrekening gestort. Ik kan schrijven hoe mijn opa en oma aan de Rosmolenstraat dankzij het kolengeld van de kerk de barre winters van toen konden overleven, terwijl ik zelf mijn AOW besteed om een extra reisje te maken naar Frankrijk, Italië of zelfs Japan. Of over het sigarenwinkeltje van mijn vader aan de Meidoornstraat, terwijl ik zelf al lang geleden ben gestopt met roken en het daarmee uitgespaarde geld uitgeef aan een mooie whiskey of een krat exclusief bier, dat ik persoonlijk ophaal bij een klooster diep in België. 

Mijn jeugdherinneringen lagen nog op straat

Nee, het werken voor De Orkaan heeft me veel meer opgeleverd dan een schamele onkostenvergoeding. Dankzij De Orkaan en de morele verplichting om toch minstens een keer in de maand een Zaans verhaal te schrijven ging ik opnieuw rondzwerven door de streek die ik ooit met zoveel opluchting had verlaten. Ik ging terug naar toen en ontdekte dat mijn jeugdherinneringen daar nog op straat lagen, nog nauwelijks bedekt onder het stof. Het waren er zoveel dat ik niet eens genoeg had aan de altijd openstaande kolommen van De Orkaan, maar er een compleet boek over schreef. (‘De Meidoornstraat’, vorig jaar uitgegeven bij Uitgeverij Oevers; haast je, het is zo goed als uitverkocht!) Al schrijvende ontdekte ik wat al vele Zaankanters vóór mij hebben ontdekt: je kunt wel weggaan uit de Zaan, maar de Zaan zal nooit weggaan uit jou.

De Orkaan is nu tuk op een Zaanse uitzendlicentie om multimediaal te worden en te professionaliseren. De site wordt immers steeds populairder en Merel en Piet willen de volgende stap zetten. Dan kunnen ze eindelijk financieel beloond worden voor hun inspanningen en mogen de vele vrijwilligers straks misschien zelfs hun kilometers en hun consumpties declareren. Voor je het weet zit De Orkaan in een kantoortje met een fotokopieerapparaat, een koffiemachine en een eigenwijze jongen, net van de School voor de Journalistiek, die mij straks gaat opbellen om te vertellen dat mijn verhaal echt veel te lang is, of het nu echt nodig is altijd van die ouwelullenverhalen te schrijven, en of het niet eens kan gaan over iets wat de jeugd ook graag leest. 

Ik zou zeggen: doe maar, dat professionaliseren en incasseer vooral de bijbehorende centen. Het kan altijd beter. Als die puisterige jongen maar van mijn stukkies afblijft.  

Piet Bakker (links van hem Merel Kan) vertelt de vrijwilligers van De Orkaan tijdens een bijeenkomst in juli 2020 over de plannen om samen met RTV Zaanstreek een uitzendlicentie aan te vragen bij de gemeente Zaanstad. Die plannen zijn inmiddels verlaten: De Orkaan gaat nu op eigen kracht trachten de licentie binnen te halen.