Sprookjes zijn een beetje uit de mode. Dat is jammer, want ze verbeelden de waarheid op een manier die iedereen begrijpt en ze ontmaskeren de slechte eigenschappen van hun personages.

Het lelijke eendje, De kleine zeemeermin en Vrouw Holle: ik las de woorden van de lippen van mijn vader die mij als jong meisje voorlas in de kleine woonkamer van ons huis in de Willem Brinkmanstraat. En de lessen die ze ons leren zijn nog steeds actueel.

Door Anneke van Dok

Zo is de moraal in het sprookje De nieuwe kleren van de keizer nog steeds van toepassing op talloze figuren in de politiek en het dagelijks leven. Voor wie dit overbekende sprookje toch gemist heeft, hier in het kort de pointe: een ijdele keizer laat zich bedriegen door twee mannen, die zich voordoen als kleermakers. Zij beweren een nieuwe garderobe te kunnen maken, die voor alleen slimme, verstandige mensen zichtbaar is. Omdat de keizer niet voor dom wil worden aangezien, stemt hij in met het werk van de nep- kleermakers en draagt hij het onzichtbare kostuum tijdens een rondrit langs het volk. Iedereen complimenteert hem met de mooie stof en de perfecte snit, totdat een onschuldig kind de wijze woorden: ‘Hij is bloot, de keizer heeft geen kleren aan’ uitspreekt.

Het is niet alleen de domheid en ijdelheid van de keizer, die in dit sprookje wordt gehekeld, maar vooral het gedrag van zijn volk. In de Herzberglezing van afgelopen week, durfde minister Sigrid Kaag het volk aan de moraal van dit verhaal te herinneren:

“Spreek je uit, als je ziet dat een president, een premier, een minister, een Kamerlid of een wethouder geen kleren aan heeft. En gedraag je weer als verstandig mens, in plaats van fakenieuws en bedrog klakkeloos over te nemen of te bejubelen. Durf mensen die domme dingen zeggen over andere mensen, te ontmaskeren en heb de moed om recht te zetten wat krom is.”

Bijvoorbeeld de kromme gedachte om in een wijk als Poelenburg een andere rechtsorde te laten gelden en zwaarder te straffen dan in de Schildersbuurt. Afgezien van het feit, dat het ideetje van VVD-voorman Dijkhoff oneerlijk is, schendt het ook de beginselen van onze rechtstaat. Een Kamerlid hoort niet op de stoel van de rechter plaats te nemen. Hij kreeg in de weekendeditie van de NRC veel ruimte om uit te leggen dat hij goede bedoelingen had, maar bleef toch in zijn hemd staan.