Hoe kunnen we leegstand van winkels tegengaan en hoe maken we het stadshart van Zaandam aantrekkelijker. Deze vragen werden vorige week aan zo’n dertig genodigden voorgelegd. Gedurende twee avonden delibereerden ondernemers, vastgoeddeskundigen, vertegenwoordigers van de gemeente en andere zogenoemde stakeholders in de Bullekerk over de toekomst van hun stadscentrum.

Door Anneke van Dok

En dat deden we met volle overgave. Ik woonde zelf een deel van de sessies bij op uitnodiging van centrummanager Paul van Nobelen en ik probeerde zelf ook antwoorden te vinden op de volgende gestelde vragen: “Waarom zouden bezoekers Zaandam verkiezen boven andere plekken in de regio? Welke mix van authentiek Zaans aanbod en winkelketens is het beste? Wat kunnen we doen om beter in te spelen op veranderende wensen en behoeften van bezoekers? En: Hoe creëren we een stad waarin je wilt verblijven, naast alleen maar kopen.”

Als ik terugkijk op steden waar ik bestuurder was, zie ik overeenkomsten tussen Zaandam, Vlissingen, Velsen (met als kern IJmuiden), en Diemen. Het zijn alle voorsteden in de schaduw van een zeer aantrekkelijke hoofdstad. En ze zijn moeders mooiste niet, hoewel ik uit apenliefde graag het tegendeel beweer.

Vlissingen worstelde vooral met de winterdip, wanneer de toeristen Walcheren weer hadden verlaten en moest als havenstad concurreren met het chique Middelburg. De voertaal in Diemen is Amsterdams en de gemeente is net als Zaandam via uitstekend openbaar vervoer met de hoofdstad verbonden. Als een Zaandammer, of Diemenaar aankondigt dat ie de stad ingaat, bedoelt ie eigenlijk dat hij zijn stad uitgaat.

Sommige voorsteden profiteren toch volop van hun grote broer of zus. Door goedkopere parkeergelegenheid bijvoorbeeld of een compact voorzieningenniveau. Bovendien wordt een uitstapje voor het publiek aantrekkelijker, als er iets te beleven valt, wat typisch bij de voorstad hoort.

Zo vind ik een straatmuzikantenfestival beter bij Zaandam passen dan een klassiek concours. De Gedempte gracht leent zich voor activiteiten, zoals Vlissingen die voor eigen publiek en toeristen ontwikkelde: straattheater, en evenementen die verbonden zijn met het water waarmee de steden zijn verbonden. Zaandam heeft veel ruimte voor aantrekkelijke evenementen. Denk aan de burcht -met de Zaan- als festivalplek. Of denk aan de Zaan als toeristische verbinding tussen de Zaanse Schans en het centrum, wanneer daar iets bijzonders wordt gepresenteerd: Een bruine vlootsail of een houtvlottenregatta? IJmuiden trok veel publiek met een shanty-festival en een sloepenrace op het Noordzeekanaal.

Tegen leegstand lijkt geen kruid te zijn gewassen, wanneer je rekent op de goede wil van vastgoedeigenaren. Van wie is het stadshart eigenlijk? Van de ondernemers? Van het publiek, vertegenwoordigd door de gemeente? Of voelt niemand zich probleemeigenaar. Tot nu toe vond de regulering van branches plaats in een samenspel tussen de Kamer van Koophandel, de brancheorganisaties en de overheid, met behulp van een zogenoemd Distributie Planologisch Onderzoek. Daarmee werd eenvormigheid en dus leegstand voorkomen.

Oude maatregelen lijken evenwel niet meer toepasbaar door veranderende wensen. Maar toch: als alle betrokkenen zich eigenaar zouden voelen van het stadshart kan er van de leegstand toch een creatieve ontwikkeling worden gemaakt: bijvoorbeeld door startende ondernemers ruimte te bieden voor diversiteit, in plaats van tijdelijke flutwinkels die de armoedigheid alleen maar groter maken. Etalages lenen zich prima voor kunstexposities en zelfs ateliers. Samenwerking is de sleutel tot succes: vooral als je daar het Zaantheater, de musea en kunstenaars bij uitnodigt.

Oh ja: het gaat wel wat kosten, maar het levert vast en zeker ook wat op. Vooral, nu het enthousiasme van de ondernemers zelf zo groot is gebleken tijdens die sessies in de Bullekerk.