Bestuurders hebben soms de neiging om weg te kijken van problemen die nog geen protesterende meutes opleveren, omdat ze zich pas op langere termijn voordoen. Daarom vind ik het opvallend, dat Zaanstad zich bekommert om kerken die een onzekere toekomst tegemoet gaan door de tanende kerkgang.

Door Anneke van Dok

Elk godshuis krijgt een paspoort en daardoor een identiteitsbewijs; als begin van een serieuze gedachtegang over de gebouwen die vroeg of laat hun functie verliezen. Want het betreft hier geen gestapelde stenen, maar monumenten. Niet alleen vanwege de architectonische of historische waarde van het gebouw, maar vooral door de herinneringen en de emoties die ze jarenlang omvatten. Als het orgel niet meer wordt bespeeld, en de galmende psalmen zijn verstomd, veranderen de kerkgebouwen in kille steenklompen die de dorpen en wijken gaan overschaduwen in plaats van ze te verlichten. Daarom is de toekomst van een kerkgebouw geen zaak van de gelovigen alleen, maar ook van de bewoners er omheen.

In mijn roman Twee keer woordwaarde (Boekscout 2016) heb ik een grote kerk getransformeerd tot een herstelhotel voor oudere patiënten, waarin alleen een kleine kapel nog in gebruik wordt gehouden voor gelovigen. Maar in het land zijn vast veel betere voorbeelden te vinden van een goede herbestemming. Slopen zal altijd goedkoper blijken dan een grondige verbouwing, maar gevoelens en herinneringen aan doop en dood, laten zich niet berekenen in euro’s. Anderzijds kan niet elke kerkgebouw worden herbestemd tot een concertruimte, hoe cultuur minnend de Zaanse bevolking ook mag zijn?!

Daarom vormt de invoering van het paspoort een goede aftrap voor een serieuze oplossing, liefst in samenspraak met degenen die zich betrokken voelen bij de kerk of het kerkgebouw. De discussie zou van start kunnen gaan met een internationaal muziekconcours, op de schitterende kerkorgels, misschien wel afkomstig van Flentrop, onze Zaanse orgelbouwer.

Foto: Concert in de Vermaning in Zaandam (Orkaan-archief).