Mijn moeder neemt bevallen serieus. Toen ik 19 jaar geleden aan de beurt was stond ze ‘toevallig’ op de stoep om me richting ziekenhuis te sturen, en zelf wierp ze vijf stuks kind. Allen in Zaandam, geen enkel in hetzelfde huis: na elke verhuizing naar een woning met meer kamers werd een kind geboren. 

In de Emmastraat kwam mijn oudste zus, op de Brandaris mijn tweede zus, in de Galjoenstraat diende ikke me aan, op het Kinselmeer kwam mijn broertje en op de Jan Steenstraat, ik was toen al 19, kregen we er nog een broertje bij. In 1971, het jaar dat ik in het levenslicht dook, was bevallen lang niet niks. Dat blijkt uit het boekje ‘Wordend Moederschap’ dat mijn moeder dat jaar ontving van Moeders voor Moeders.

Het werd geschreven door hoogleraar Prof. Dr. G.J. Kloosterman, een heerschap dat gespecialiseerd was in de leer der vrouwenziekten. En het staat vol speekselvloed, zuurbranden, obstipatie, hardlijvigheid, aambeien, huidsverkleuringen, geestelijke hygiëne, jeuk, spataderen en wetenswaardigheden. Zo was het onmogelijk te weten of je een jongen of meisje zou krijgen: 

‘Neen, het geslacht van de baby blijft voor ons allemaal een raadsel, tot de baby geboren is.’ 

Voor mijn moeder bleek het boekje nuttig. 50 jaar lang heeft ze het zorgvuldig bewaard. Afgelopen vrijdag, op mijn verjaardag kreeg ik het van haar. Ze gebruikte het als bijtring tijdens de bevalling: haar tandafdrukken staan er nog in. 

PS. Mijn ouders verhuizen binnenkort weer. Dit keer gelukkig naar een huis met minder kamers. Want op een extra broertje of zusje zit ik op mijn 50ste niet meer te wachten.