‘Hij móet er zijn!’ Een man van een jaar of tachtig en een zestig jaar jongere dame zoeken naar iets in de struiken langs het grote hondenveld in het Twiske. 

‘Zoek bal!’ commandeer ik op niks af. Hond Abe is geen vinder en het blijkt niet eens om een bal te gaan. 

De man vertelt dat het om zijn pet gaat. Hij fietste over het pad en de pet waaide hier af. Nu is die nergens te bekennen terwijl dat niet kan: ‘Hij móet er zijn!’ 

De pet lijkt belangrijk en het meisje dat meezoekt voelt dat ook. Ze kent de man zonder pet ook niet, maar we besluiten samen te zoeken tot we hem hebben. Door brandnetels, prikkelbosjes en door poepgras. 

‘Ik geeft het op, het is ook een oud geval hoor’, zegt de man na een kwartier. Maar daar willen we niet aan, hij móet er zijn en we gaan hem vinden ook. 

Als we de wanhoop écht nabij zijn roept de man dat hij hem ziet. Wat verder terug in de bosjes dan waar wij zochten. ‘Ik pak hem wel’, zegt mijn nieuwe vriendin, ‘ik ben een stuk jonger dan jullie.’ Mijn nieuwe vriendin daalt in achting door die sneer, maar ik ben blij dat ik de brandnetels niet in hoef. 

Ze komt terug met een vale blauwe pet. Hij is inderdaad oud.

De man pakt hem aan en drukt hem even tegen zijn borst: ‘Ik zet hem nu maar niet meer op, straks waait hij weer weg!’ 

Thuisgekomen lees ik dat er vijfentwintig Hermès-tassen met waarde van 800.000 euro van Sylvie Meis zijn gestolen. Wat een ellende.