Adidasgympies, spijkerbroek, een smetteloos wit overhemd en daarboven een fris hoofd met dik donkerbruin haar. Hij houdt de wacht bij de ingang van strandpaviljoen Nautilus in Egmond aan Zee, zit naast een tafeltje met daarop een ijskoeler met een fles Spa Rood, een Corona-registerlijst, en in zijn hand heeft hij een pompje desinfecterende handgel.

‘Jij mag mij wel even wassen!’ zeg ik vrolijk als we op hem afkomen.

‘Jammer genoeg heb ik geen lekkere olie bij me,’ reageert hij, terwijl hij de zeep in mijn handpalm spuit.

Nadat ik mijn 06 in zijn schriftje heb geschreven, lopen we door.

Aan ons tafeltje barst mijn vijftienjarige los: ‘Ben je nou gewoon met een minderjarige jongen aan het sjansen waar je dochter naast staat?’

Ik ben me van geen kwaad bewust: ‘Huh? Het was gewoon een aardige vent.’

‘Jij mag mij wel even wassen!’ praat ze me na.

In het overdreven glijerige toontje herken ik me niet direct, maar gênant klinkt het wel: ‘Getver, je hebt gelijk!’

Hoewel ik inmiddels heel woke ben en me zelfs een beetje schaam, gooit ze er een schepje bovenop: ‘Stel dat een man van vijftig dit tegen een meisje van zestien had gezegd.’

‘Hittestress?’, probeer ik.

‘In je broekje’, reageert ze.

Eigenlijk zou ik terug moeten gaan naar de jongen om mijn excuses aan te bieden en mijn mond te spoelen met zijn desinfecterende gel, maar ik durf hem niet meer onder ogen te komen.

Anderhalf uur later verlaten we de tent. Goed gevuld, maar via een zijuitgang.