Al bladerend door de cacaomolens in mijn verzameling kwam ik een molen tegen die weliswaar geen cacao heeft gemaakt maar die toch een aparte plaats in heeft genomen in onze Zaanse geschiedenis. Hieronder het verhaal van deze roemruchte molen.

Door Thijs de Gooijer

We hebben het over de Pelmolen ‘De Grootvorst’ aan de Kalverringdijk in Zaandam, ongeveer tegenover het Gemeentehuis te Zaandijk. De windbrief dateert van 1697 aan Cornelis Kalff maar de molen begon volgens de papieren pas in 1700 echt te pellen en daarmee ook wat geld in het laadje te brengen.

Op 21 september 1697 zeilde er een mooie boeier over de Zaan. Aan boord bevond zich Tsaar Peter de Grote tezamen met een aantal Russische scheepstimmerlieden. Zij waren hier om de scheepsbouw te leren. Het schip kwam tijdens de tocht bij een in aanbouw zijnde pelmolen. De interesse van de Tsaar was gewekt doordat de molenmakers met enkele grote klussen tegelijk bezig waren. De Tsaar en zijn gevolg vroegen aan de verbaasde molenmakers of ze een handje toe konden steken en dat was natuurlijk in orde. Alzo werkte de Tsaar enige tijd met zijn gevolg aan de molen. De eigenaar was zo verheugd en in zijn nopjes dat hij de molen de naam gaf ‘De Zaar van Muscovien’. Omdat de Zaankanters dit slecht konden uitspreken werd de naam later veranderd in ‘De Grootvorst’. De molen werd ook wel Fut of Futter genoemd wat in het Zaans dikke koek betekent en dat had weer te maken omdat molenaar Hoveling dikke koeken bakte, een soort ‘Jan in de Zak’.

Inferno 

24 maart 1928, zaterdagmorgen tien over elf. Dat was dus een werkdag. Dat gold voor de molenaars op molen ‘De Os’ die juist nieuwe kantstenen aan het plaatsen waren, als voor het werkvolk in houtmeelfabriek ‘De Haan’. Ze waren buren van ‘De Grootvorst’.

Op de ‘Grootvorst’ was de oude eigenaar P. Couwenhoven in de weer, de molen pelde niet meer maar maalde af en toe nog wat andere kleine zaakjes om toch nog een boterham te beleggen. Ontelbare jaren was deze molen al in het bezit van deze familie. Het was droog weer maar er stond een krachtige zuidenwind. In molen ‘De Os’ liep een molenaar naar buiten om een pijpje te roken. Een ander legde ook zijn hamer neer en samen kijken ze dan naar ‘De Haan’. Een van de molenaars zegt “Ze benne zeker puur aan het bezemen deer, wat een stofzooitje.” Hij heeft het net gezegd of ze schrikken enorm van een zware dreun en direct daarna komen uit ramen, deuren en kieren vlammen bij de ‘De Haan’. Het is gelijk flink raak. Een stofexplosie gevolgd door brand, het vuur breidt zich snel uit. Door de sterke wind drijven dikke zwarte rookwolken richting ‘de Grootvorst’, veel vonken en allerlei kleine brandende stukjes hout met zich meevoerend. 

Het werkvolk in ‘de Os’ is gealarmeerd: Brand!!! Zij weten dat er in de lakfabriek van Vis even verderop een brandspuit staat. Die moet snel gehaald worden om erger te voorkomen en de fabriek te behouden. Ook lopen er een aantal naar ‘de Grootvorst’ want de vonkenregen van ‘De Haan’ naar de amper 70 meter verderop gelegen pelmolen ziet er onheilspellend uit: “Leg de brandzeilen erop mannen”. Enkelen gaan de stelling van de molen op en leggen twee zeilen op de wieken, meer tijd is er niet, “weg hier, we stikken van de rook” En er zit al vuur in het lijf van de oude reus.

Lakfabriek

De molen wordt losgelaten door de vang te lichten en de wieken gaan draaien, snel gaan ze rond en de losse zeilen klapperen de vonken van het lijf van de molen. Maar is het niet te laat? Het ziet er niet goed uit want net onder de kap van de molen heeft zich vuur vastgezet en dat vreet zich nu gretig naar binnen.

Inmiddels is ook de brandweer gewaarschuwd. Deze maakt echter de fout om de motorspuiten van Zaandam om te laten rijden via Wormerveer. Om zo bij de brand te komen is erg moeilijk. De brandweer van Zaandijk pakt het anders aan. Snel wordt een spuit op een dekschuit geladen en deze komt dan ook als eerste bij de brand aan. Nu moeten ze kiezen: de fabriek of de molen. Een bevel klink: “Water op de fabriek” Er klinken nog tegenargumenten maar het bevel is gegeven en dat heeft later veel kritiek en discussie gegeven.

Inmiddels zijn de molenmakers van ‘De Os’ bij de lakfabriek van Vis aangekomen om de brandspuit te halen. De spuit staat gereed maar een groot vat met petroleum staat in de weg. Een sterke molenaar pakt het vat en probeert de weg vrij te maken, maar het vat is te zwaar, valt om en rolt weg, “pas op man, de spuit”. Het vat kantelt en rolt verder raakt precies de schroefdraad van de aanzuigmond die daardoor vernield is. Men probeert de slang er nog op te krijgen maar helaas. Als ze moedeloos uit de fabriek lopen zien ze net de brandweer aankomen die via de omweg de brand probeert te bereiken en nu door het weiland loopt te zwoegen. Ze lopen erheen, en met behulp van een paar beunen en losse planken komen ze met grote inspanning meter voor meter dichter bij de brand.

Ploffende dakpannen

Daar aangekomen zien ze ‘De Grootvorst’ branden als een fakkel. Enorm vuur schiet in de lucht, het geloei en gesnor van de vlammen is vreselijk om aan te horen. Met lede ogen zien de molenaars en baas Couwenhoven dat de molen verloren lijkt. Daar komt de brandweer van Zaandam met de drijvende spuit. Zou dat nog redding betekenen? De wieken draaien rond als armen in de lucht, als zouden ze roepen om hulp. De drijvende spuit gaat de molenbrand te lijf maar het is te laat. Al het riet is weggevreten door het vuur en nu staat het maalwerk in vuur en vlam. Ook de schuur staat in brand en verspreidt een enorme hitte. De brandweer ziet dat de strijd verloren is. Nog geeft men niet op maar tevergeefs. En kijk uit, mensen duiken weg want brandende stukken hout, borden en ploffende dakpannen schieten door de lucht, de weilanden in en naar de Zaan toe.

Dan klinkt een afschuwelijk en onheilspellend gekraak, de molen helt achterover, nog steeds draaien de wieken maar dan breekt een aangevreten balk van een meter dikte en zakt het gevaarte onder oorverdovend lawaai in elkaar, een regen van vonken en vuur de hemel instuwend. De molen is niet meer.

Molen de Grootvorst, vlak voordat de molen valt

De houtmeelfabriek van de gebroeders Groot brandde intussen ook nog flink en ging bijna geheel verloren. Er stond nog wat overeind maar de verwoesting was enorm, ondanks de 15 stralen die heel veel water gaven, waaronder een oude handspuit van de nabijgelegen oliekokerij ‘De Oude Wolf’. Deze spuit dateerde nog volgens een opschrift uit de tijd van Frederick Hendrik. Het heeft nog uren geduurd voordat het sein “brand meester” kon worden gegeven. De fabriek, In 1915 ook al eens verbrand, werd weer herbouwd maar ging in 1934 opnieuw ten onder door de vraatzucht van de rode haan en werd toen toch weer herbouwd.

Het massaal toegestroomde publiek op de Zaanoevers ging verdrietig naar huis. De fraaie molen nam een aparte plaats in bij veel Zaankanters. Kunstschilders en dichters hadden hem bezongen en vereeuwigd, heftige stormen had hij doorstaan en nu was deze machtige reus in amper een uur tijd door het razende vuur verteerd en heengegaan. Een prachtige molen was de Zaan afgenomen. Droefenis alom, want in veel Zaanse huiskamers prijkt wel een wiekenzwaaier aan de muur.

Op zijn erf, wat nu de Zaanse Schans heet, zou later toch nog molenglorie herrijzen, daar staat nu paltrokmolen ‘De Gekroonde Poelenburg’ mooi te zijn. Op die plek herinnert niets meer aan wat daar ooit is geweest. Alles verging die vreselijke zaterdag, behalve dan dit verhaal.

Zaagmolen De Gekroonde Poelenburg in de sneeuw (rechts) op de plek waar ooit de Grootvorst stond. In het midden verfmolen de Kat. Helemaal links oliemolen de Zoeker waar ooit oliemolen de Wind stond.

Bronnen: Archief Th. de Gooijer, boeken van Commandant H.L.M. Van Heijnsbergen, Dagblad De Zaanlander.