De 80- jarige oorlog die Nederland voerde tegen de Spanjaarden duurde van 1568 tot 1648. Het verschrikkelijke oorlogsgeweld in de Lage Landen teisterde niet alleen de bevolking in steden en op het platteland maar ook op zee werd er flink geknokt. Toen Hollandse kapers aan het eind van de 16e eeuw hun gekaapte goederen eens goed bekeken als men een Spaans galjoen had buitgemaakt herkende men de zakken die gevuld waren met cacaobonen niet, deze zakken gingen overboord met de gedachte dat het geiten – of schapenkeutels waren. Niets waard dus: weg ermee.

Door Thijs de Gooijer

Toen Piet Hein echter in 1628 in de baai van Matanzas, onder de kust van Cuba, 15 grote Spaanse schepen veroverde (De Zilvervloot) waren naast de ontelbare snuisterijen en kostbare goederen en de schat aan zilver (11 miljoen gulden) ook “5 Saxkens cacao“. Men wist dus toen wat cacao was. De cacao werd niet vervoerd door het vlaggeschip van Piet Hein De Amsterdam maar werd door De Neptunus binnengebracht en werd toebedeeld aan de kamer van De Maas van de Westindische compagnie.

De Spanjaarden kenden het gebruik van de cacao al veel langer. Conquistador Hernan Cortes bracht de cacao uit Mexico mee naar Spanje al vroeg in de 16e eeuw en het genot daarvan bleef lange tijd beperkt tot de edelen en hun hofhouding. In 1580 werd in Spanje de eerste cacaofabriek gebouwd en vanaf dat moment stond het geheim ervan onder grote druk. Ook werkte er een Italiaanse kok aan het Spaanse hof en die kok had weer een relatie met de Paus, Tsja… en zo verspreidde de populariteit van de cacao zich naar andere Europese landen. In Zeeland ontstond de eerste nijverheid op dat gebied. Men maakte daar een soort chocoladekoekje met de letter A op het doosje. Werd er later een betere kwaliteit geleverd werd het A.A. en van uitstekende kwaliteit later A.A.A.A.A. Zo ging dat daar. In het midden van de 17e eeuw opende in Amsterdam zich het eerste chocoladehuis.

De Zeeuwse cacao met een boel AAAA’s erin, van goede kwaliteit. Foto NCCV

Die chocolademelk die daar werd geschonken was enorm vet en lag zwaar op de maag. Immers, al het aanwezige vet (de boter) was nog aanwezig in de cacao. Gelukkig voor de aanwezigen werd daar ook sterke drank geschonken wat de spijsvertering volgens zeggen weer ten goede kwam. Pas in 1828 is het Coenraad Johannes gelukt om de cacaopoeder te ontvetten waardoor het veel beter was te verteren. Het toen geheime proces stond en staat nog steeds bekend als het ‘Dutching Proces’.

Van Houten had op de Leliegracht te Amsterdam in 1815 een uiterst primitief cacaofabriekje ingericht. Hij kon de bonen daar ontdoppen, roosteren, breken en malen. De molen werd bediend door handkracht. De 8-spakige spil werd aangedreven door in een kring rondlopende werkmannen. Omdat dit een eindeloze tredgang was voor die mannen had Van Houten voor afleiding gezorgd. Aan de kanten tegen de muur waren kooien geplaatst met kanaries, vinkjes en duiven die de ganse dag een fluitend en koerend geluid lieten horen. Tegenwoordig zou men dat muziek op de werkvloer noemen.

Een van de mannen tekende de toenmalige werk in van Houtens fabriekje, compleet met vogelkooien. Foto NCCV

In 1850 verhuisde het bedrijf Van Houten naar Weesp en brak een tijd van grote voorspoed en wereldwijde bekendheid aan, met zelfs reclames toen op de Eiffeltoren. Ruim 100 jaar later, In 1963 werden de aandelen verkocht aan W.R. Grace uit Amerika. Enkele jaren later kocht deze gigant ook Cacao de Zaan op en werd de productie van Van Houten volledig overgenomen en opgenomen in het Zaanse bedrijf. 

De Lagedijk, rechts hadden cacaobazen Huijsman (De Zaan) en Bakker (TOC) hun huizen. (Foto archief T. de Gooijer)

In het begin na de overname werden er bij Cacao de Zaan in Koog aan de Zaan nog speciale runs gemaakt volgens het Dutching-proces voor Van Houten-klanten. Dat was geheim en je kon zomaar niet een afdeling op waar dat gemaakt werd. Je moest aanbellen aan de deur en er ging een luikje open. Goed volk riep ik dan en je mocht erin. Omdat het proces van De Zaan bijna identiek was aan het van Houten verwaterde dat langzaam. Het Dutching proces is echter gebleven en bezorgt De Zaan in Koog, Wormer en Mannheim nog steeds een zeer goede naam. Inmiddels is het octrooi al lang verlopen en zijn er tal van bedrijven in binnen- en buitenland die dit proces kennen en toepassen. De Hollandse cacao is mede door dit Dutching wereldwijd bekend en heeft een goede naam, zodanig zelfs dat als op de cacaomarkten en agentschappen de vraag wordt gesteld wat de beste cacao is er in 99 van de 100 gevallen wordt gezegd ‘De Hollandse’. Niet alleen dat de Zaan deze producten maakt maar ook de andere bedrijven in onze streek staan uitstekend te boek zoals Cargill, Schoemaker en de Euforij.

De groep ondernemers onder de naam ‘De Onderneming’ richtte de Zaan op en Jan Huijsman bouwde hem verder uit. Er werd geïnvesteerd in nieuwe machines en processen. Toch is de mens een onmisbare factor geweest bij de totstandkoming van de bloei van het bedrijf zowel in Koog als Wormer. De mensen in vaste dienst maar zeker ook de inleenkrachten en de losse krachten. Zij droegen elk hun steentje bij, in dagdienst en ploegendienst.

Ook in Wormer begint de Nachtdienst (Foto J.v.d.Walle)

De nachtdienst was ongetwijfeld de zwaarste van de ploegendienst. Heel bekend is het ‘foutenuurtje’ tussen 4 en 5 uur waarin toch de aandacht van de operators wat minder is. De slaap kan zomaar toeslaan. Zo was er een operator die een ketel met cacaoboter liet overlopen terwijl hij erin keek, door het geschreeuw van anderen draaide hij de kraan pas dicht: een boterballet dus. Ook was er iemand in de raffinaderij die in slaap was gevallen, wakker werd en dacht dat het erg mistig was geworden buiten, hij zag bijna niets meer, niet beseffende dat het cacaoboter was die langs de ramen liep en daar stolde, een overvolle ketel was de oorzaak. Ook was er een man met een glazen oog die wel een dutje kon doen terwijl men dacht dat hij wakker was. Het glazen oog bleef namelijk open staan en keek je een hele poos streng aan. 

In de nachtdienst is er het beruchte foutenuurtje tussen 4 en 5 (Foto Archief de Zaan)

Er is een verhaal nog te vertellen dat zeker de moeite waard is. Mijn functie was ploegchef in die dagen. Op een zekere dag kreeg ik van iemand uit het kantoor een telefoontje. De man zag vanuit zijn plek dat er een monteur langs een pijp tegen de fabriek omhoogklom, heel vreemd. Ik beloofde onmiddellijk te gaan kijken en kreeg de toenmalige productieleider mee die toevallig in de buurt was. De plantmanager was ook in de fabriek met een groep klanten uit Japan. Wij gingen met zijn tweeën in de lift naar de 4e verdieping en uit de lift gekomen zagen wij daar twee jongens van een jaar of 12 /13 die op de ketels en andere apparatuur waren geklommen. Levensgevaarlijk dus, machines kunnen zomaar gaan draaien. Toen ze ons zagen, zetten ze het op een lopen en uit de route die ze kozen zagen we dat ze donders goed de weg wisten, ze waren zeker hier meer geweest. De productieleider achter de ene aan en ik achter de andere. Op de 3e verdieping stoof de jongeman de groep mensen uit Japan voorbij met een verbaasde plantmanager. Ik zat de jongen vlak op de hielen en bij de trap glibberde hij uit en had ik hem te pakken. Ik zwaaide nog even naar de groep die met grote ogen het toneel hadden gadegeslagen. Het gekwebbel was niet van de lucht, de plantmanager had wat uit te leggen. Inmiddels had de productieleider de andere ook in de kraag gevat en konden we bij de portier hun ouders waarschuwen die ze hebben opgehaald. De moeder van een van de jongens zei toen: ”ik dacht al, waar halen ze de laatste tijd die petjes vandaan”. In de fabriek is het verplicht haarnetjes te dragen tegen haaruitval. Daar liepen ze dus al mee op straat. We hebben het zo maar gelaten verder want de aanblik van de plantmanager en de verbaasde groep Japanners vergoedde veel en bracht in de verhalen veel stof tot lachen.

In de volgende aflevering zullen we nog wat verhalen opdissen uit de ploegendienst.

Door Thijs de Gooijer. Foto geheel boven: De nachtdienst begint op Koog (archief T. de Gooijer)